TERUG 

De "opstanding" in Matthéüs 27:52-53.

Wat is de betekenis van het onderstaande tekstgedeelte?

Matthéüs 27:52-53:
"en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad waar zij aan velen verschenen."

Let er in de eerste plaats op dat er staat "vele" lichamen. En niet alle lichamen. Er is dus geen sprake van één of andere algehele opstanding.

Het gaat hier vermoedelijk om niet al te lang geleden overleden personen. Personen, die bekend waren in Jeruzalem. Immers, indien zij daar onbekend waren, of reeds lang geleden overleden, dan zou men hen in Jeruzalem niet herkennen als overleden personen, die nu weer leefden. Dan zou ook het wonderteken van deze grote groep mensen die opgewekt is niet groot zijn.

Naar mijn mening kunnen we de opstanding van deze mensen vergelijken met de opstanding van Lazarus. Echter op veel groter schaal.

Johannes 11:39-45:
"Jezus zeide: Neemt de steen weg! Marta, de zuster van de gestorvene, zeide tot Hem: Here, er is reeds een lijklucht, want het is al de vierde dag. Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult? Zij namen dan de steen weg. En Jezus sloeg de ogen opwaarts en zeide: Vader Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt. Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort, maar ter wille van de schare, die rondom Mij staat, heb Ik gesproken, opdat zij geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. En na dit gezegd te hebben, riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten! De gestorvene kwam naar buiten, de voeten en de handen gebonden met grafdoeken, en er was een zweetdoek om zijn gelaat gebonden. Jezus zeide tot hen: Maakt hem los en laat hem heengaan. Vele der Joden dan, die tot Maria gekomen waren en aanschouwd hadden wat Hij gedaan had, geloofden in Hem;"

In het onderstaande schriftgedeelte zien we dat er sprake kan zijn van twee soorten opstandingen:

Johannes 11:23-24:
"Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal opstaan. Marta zeide tot Hem: Ik weet, dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage."

Wat Jezus van plan was te doen was wat anders dan Marta bedoelde. Lazarus is dan ook weer overleden, naar we mogen aannemen, nadat hij door de Heer Jezus is opgewekt.

Ook het onderstaande tekstgedeelte spreekt van die opstanding ten jongste dagen.

Hebreeën 11:35:
"Vrouwen hebben haar doden uit de opstanding terugontvangen, anderen hebben zich laten folteren en van geen bevrijding willen weten, opdat zij aan een betere opstanding deel mochten hebben."

Dat het in Matthéüs 27:52-53 niet gaat over een algemene opstanding van Oudtestamentische gelovigen wordt ook bevestigd door:

Handelingen 2:29:
"Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij en gestorven en begraven is, en zijn graf is bij ons tot op deze dag."

Wat zegt de apostel Paulus zo al over de opstanding:

1 Corinthiërs 15:22-23:
"Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst;"

2 Timothéüs 2:18
"die uit het spoor der waarheid geraakt zijn met hun bewering, dat de opstanding reeds heeft plaatsgehad, waardoor zij het geloof van sommigen afbreken".

In het leven van Paulus had de opstanding nog niet plaatsgehad. Ook dit bevestigd weer dat het in Matthéüs 27:52-53 niet gaat over een algehele opstanding.

Efeziërs 4:8-10 heeft naar mijn mening niets te maken met Matthéüs 27:52-53. Voor wat betreft de evangelieverkondiging aan de gestorven mensen, aan hun geest dus, spreken de onderstaande drie tekstgedeelten naar ik meen voor zich:

1 Petrus 3:19-20:
"in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis, die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden."

1 Petrus 4:6:
"Want daartoe is ook aan doden het evangelie gebracht, opdat zij wel, naar de mens, wat het vlees aangaat, zouden geoordeeld worden doch, naar God, wat de geest betreft, zouden leven."

Efeziërs 4:8-10:
"Daarom heet het: opgevaren naar den hoge voerde Hij krijgsgevangenen mede, gaven gaf Hij aan de mensen. Wat betekent dit: Hij is opgevaren, anders dan dat Hij ook nedergedaald is naar de lagere, aardse gewesten? Hij, die nedergedaald is, Hij is het ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen."


 www.bijbelstudies.com